Ik besta
Ik besta. Hoe waar en vanzelfsprekend. Taalkundig geef ik hiermee aan dat ik er ben, dat ik leef, sta, overeind ben, rechtop. Filosofisch verwijs ik hiermee naar mijn mens-zijn, op twee benen staand, ofschoon ik het woord bestaan inmiddels als analogie veel breder toepas voor alles wat is. Psychologisch duid ik op mijn ervaring van mijzelf in deze wereld. Maar wat ervaar ik eigenlijk en wat weet ik van mezelf? Leef ik echt of word ik geleefd? Dat ik besta impliceert dat ik in het verleden ben ontstaan, vorm heb gekregen met een menselijk lichaam. Vanuit het Latijn betekent existeren ‘tevoorschijn komen’, ‘zich vertonen’. Mijn ontstaan betekent ook dat ik in de toekomst weer verga, althans dat mijn vorm ophoudt te bestaan en dat 'ik' daarmee ook ga, oplos of verdwijn. Ik verschijn vanuit het ogenschijnlijke niets in de wereld van vormen en lijk uiteindelijk weer terug te keren naar het niets. Mijn ‘bestaan’ en ‘zijn’ verwijzen louter naar het NU, naar mijn positie in tijd en ruimte. Maar ik ben continu in wording. Mijn 'worden' verwijst echter naar een denkbeeldig zijn in de toekomst, of in een toekomstig NU, in een denkbeeldige ruimte.
Vanuit de quantumleer weet ik inmiddels dat alle materie in feite energie is. Op het meest verfijnde niveau is sprake van leegte met daarin steeds verschijnende en verdwijnende energiedeeltjes, die als het ware pulseren in en vanuit die leegte. Op dat niveau kun je van materie niet meer spreken als een ‘ding’ of een ‘object’. Dit geldt dus ook voor mijn lichaam, hoe concreet dit voor mij ook lijkt. Het heeft louter te maken met mijn perceptie, het punt van waaruit ik waarneem of mij bewust ben. Ik ervaar mijn lichaam als een constante in mijn leven, terwijl mijn lichaam continu verandert en cellen ontstaan en weer verdwijnen en op een dieper niveau louter sprake is van pulserende energie in een leegte. In mijn werkelijkheid wisselen bestaan en niet-bestaan elkaar af in een eindeloze cyclus van ‘worden’.
Hoe zit het met het bestaan van mijn geest? Als ik dat onderzoek constateer ik dat mijn gevoelens opkomen uit het niets en weer verdwijnen. En met mijn denken is het niet anders gesteld. Gedachten komen op en op het moment dat ik me ervan bewust word zijn ze al weer verdwenen. Mijn gevoelens en gedachten veranderen continu, beïnvloeden elkaar en pulseren als het ware ook vanuit een leegte die blijkbaar de basis vormt van wat ik mijn geest noem. Wat is de constante die ik ‘mij’ noem, wie ben ‘ik’, waar ben ‘ik’, wanneer ben ‘ik’? Zijn, ruimte en tijd vormen de elementen van mijn bestaan. De paradox is echter dat ik mijzelf of mijn bestaan identificeer met zaken die aan continue veranderingen onderhevig zijn en die hun oorsprong lijken te hebben in leegte. Volg je mij nog?
Een ander element van mijn bestaan kan ik duiden met 'reproductie', het telkens weer voortbrengen of doorgeven van een bepaalde ordening en vorm. Ik zie dit in mijzelf en in mijn hele werkelijkheid, op verschillende niveaus. Op het fysieke niveau ben ik het resultaat van het doorgeven van een bepaalde ordening waarmee mijn ouders mij, of beter nog mijn lichaam, hebben gecreëerd of voortgebracht. Mijn lichaam vernieuwt zichzelf doorlopend ofschoon er als het ware ook een ‘tegen’ beweging is die maakt dat alle vormen uiteindelijk weer verdwijnen of oplossen. Dit is het geval in de hele natuur om mij heen. Ook planten en dieren vernieuwen zichzelf en brengen zichzelf voort in een continu creatieproces. Vormen ontstaan vanuit eerdere vormen als jonge aanwas of als jong of mensenkind. De nieuwe vormen worden gevoed en bij levende wezens vaak ook opgevoed en komen tot wasdom of volwassenheid om zichzelf dan weer door te geven, waarbij de oude vormen op een gegeven moment weer vergaan. Hierin ligt de continuïteit besloten van de soorten en de hele natuur, waarbij trouwens ook sprake lijkt te zijn van mutaties in de ordeningen, een verfijning of ontwikkeling. Iets lijkt telkens verder te worden gebracht, de ordening lijkt te evolueren in de vormen. De oorspronkelijke Latijnse betekenis van evolutie is overigens het afrollen, afwikkelen van een boekrol en impliceert een tijdsverloop.
Ook mijn geest lijkt zich doorlopend te vernieuwen, in de zin dat bepaalde ordeningen worden doorgegeven of voortgebracht, zowel in mijn gevoel als in mijn denken. Ik existeer geestelijk door tevoorschijn te komen en mij te vertonen, door mijn plaats in te nemen. Hierin breng ik mijzelf voort en geef ik mijzelf als het ware door in de wereld. De manier waarop ik dit telkens doe bepaalt of ik gelukkig door het leven ga of niet. Ik ontwikkel me geestelijk van kind en leerling, ervaringen opdoend en lerend van het leven en voorbeelden navolgend, naar volwassene en leraar, nog steeds lerend van mijn ervaringen en daarin ook een voorbeeld zijn voor anderen en nieuwe generaties. Op ieder moment kan ik mijzelf hernieuwen en herscheppen en kan ik oude, soms beperkende patronen doorbreken en mij ervan bevrijden. Dit vormt mijn levenslange ontwikkeling. Taalkundig een analogie voor het verwijderen van mijn ‘wikkels’. Alles wat in mij besloten ligt komt tevoorschijn en toont zich, waardoor ik iets van mijzelf geef in de wereld en de wereld en mijzelf daarmee verder breng. Dit is mijn ‘boekrol’ die ik afwikkel.
Het zijn allemaal mentale noties rondom mijn bestaan. Aan de hand van analogieën tracht ik mijzelf en mijn bestaan te duiden. Maar uiteindelijk kan ik mijzelf alleen maar ervaren. In mijn ervaren ligt mijn bewustzijn, mijn gewaarzijn van mijzelf in het ‘hier’ en ‘nu’. Dit is mijn realiteit. Het gaat om het richten van mijn aandacht. Ik hoef nergens heen, het neemt geen tijd. Als ik mijn aandacht richt op mijzelf is er geen object te bekennen, ik ben geen ‘ding’. Ik ben mij aanvankelijk gewaar van mijn lichaam dat ik heb, van mijn gedachten die ik heb, van mijn gevoelens die ik heb, maar ik bén ze niet. Het zijn attributen waarmee ik mij bedien in het leven, vergankelijk en doorlopend aan verandering onderhevig. De constante in dit alles is mijn gewaarzijn, ik ben er altijd al bij. In mijn gewaarzijn van mijzelf verzink ik in mijzelf en ontdek dat mijn basis wordt gevormd door een innerlijke stilte. Ik ervaar een leegte in de zin van een afwezig zijn van gedachten of denkbeelden en door gedachten ontstane gevoelens. Ik word mij bewust, gewaar van wie ik ben, mijn essentie, mijn stralende helderheid en heelheid, mijn vrij zijn. Als ik dit in mijzelf ervaar, raak ik vervuld. Ik 'vul' mij als het ware met mijzelf. Vanuit mijn gewaarzijn word ik mij bewust van impulsen die mij aanzetten tot handelen. En in mijn handelen toon ik mijzelf in de wereld en creëer ik mijn leven, telkens ‘op-nieuw’. Dit is mijn spel. Mijn spel van het steeds weer ervaren van geluk. Geluk door te bestaan en te creëren, door mij te verbinden en één te zijn. Geluk door de Liefde die ik ben en leef!