Mijn ‘ik’ als fata morgana en de paradox van mijn Zelf
In mijn Masterclass 'Onderzoek van ons Zelf; de kracht van zelfreflectie' duiken we in onszelf, op zoek naar wie we zijn. Dit onderzoek vormt de basis van alle kennis en uiteindelijk van onze wijsheid. Immers, hoe kan ik de ander en de wereld kennen als ik mijzelf niet ken? Vertrekpunt is mijn 'ik'. Als ik mijzelf de vraag stel 'wie ben ik?', reageert mijn geest allereerst met mentale, 'denkende' categorieën die eigenlijk altijd verwijzen naar de rollen die ik in mijn leven inneem. Zoals onder meer naam, soortnaam, functie, sociale rollen en eigenschappen. Dit zijn attributen van mijn persoonlijkheid, dat etymologisch afstamt van 'persona', masker, of letterlijk 'daar waar het geluid doorheen komt'. Deze attributen zijn vergankelijk en de vraag is of ik mijn attributen bén of dat ik attributen héb. Ik durf te stellen dat ik niet mijn attributen ben. Ik besta immers nog steeds als ze wegvallen. Ik identificeer me er echter wel mee. Maar als ik ze niet ben, maar heb, wie heeft ze dan?
In mijn zoektocht naar wie ik ben, naar mijn 'ik', benader ik dit als vanzelfsprekend vanuit mijn denken. Mijn 'ik' als een ding met attributen of eigenschappen, dat ik kan kennen door mijn denken. Ik gebruik mijn denken als instrument om mijzelf te bevragen, 'wie ben ik?'. Het telkens herhalen van deze vraag lijkt op het afpellen van een ui. Ik volg de draad van mijn eigen bewustzijn als het ware naar binnen. Van het benoemen van mijzelf aan de hand van mijn attributen of eigenschappen naar iets dat daar achter of onder ligt. De vraag zou ook kunnen zijn 'waar ben ik?', wie of wat is er achter mijn masker? Alles waarmee ik mij identificeer blijkt niet 'ik' te zijn, maar het resultaat van mijn denken. Mijn 'ik' is een fata morgana, een luchtspiegeling van mijn denken dat gewend is de werkelijkheid of beter nog mijn werkelijkheid te kennen en te duiden aan de hand van attributen of eigenschappen. Mijn 'ik' ontglipt mij telkens en lost op in ogenschijnlijk niets. Mijn denken kan het niet te pakken krijgen, want het is zelf ook een attribuut. Immers, ik kan mij nog steeds de vraag stellen 'wie is het die denkt?'.
Wie ik ben, dat ik aanduid met mijn Zelf, is dus van een andere orde en niet des denkens. Ik kan het niet kennen aan de hand van attributen of eigenschappen, want het is geen ding of object. Als ik de draad van mijn bewustzijn terugvolg naar binnen, door te reflecteren op wie ik ben, zal uiteindelijk mijn denken verstillen en zullen de attributen en eigenschappen waarmee ik mij identificeer oplossen. Mijn Zelf heeft geen vorm, geen plaats en geen tijd. In essentie is het zuiver gewaarzijn, mijn bewustzijn van leegte, oorspronkelijkheid en stralende helderheid. Alle verschijnselen en mijn hele leven verschijnen binnen mijn bewustzijn. In mijn gewaarzijn herken ik mijn bewustzijn en in deze herkenning blijk ik altijd al bevrijd!